Als u AAC-codering (Advanced Audio Coding) gebruikt, kunt u de instellingen aanpassen om meer controle te hebben over de kwaliteit en grootte van geïmporteerde bestanden.
Instellingen voor AAC-codering aanpassen
-
Kies ‘Bewerken’ > ‘Voorkeuren’, klik op ‘Algemeen’ en vervolgens op de knop ‘Importinstellingen’.
-
Kies ‘AAC-codering’ uit de keuzelijst ‘Importeren met’.
-
Kies ‘Aangepast’ uit de keuzelijst ‘Instelling’.
-
Kies de gewenste instellingen uit het dialoogvenster dat wordt weergegeven:
-
Stereo-bitsnelheid: Hoe hoger het aantal kbps (kilobits per seconde) voor mono en stereo is, hoe hoger de audiokwaliteit en hoe groter het bestand is. De meest gebruikte bitsnelheid voor AAC-stereobestanden is 128 kbps. Lagere bitsnelheden zijn het meest geschikt voor audiobestanden die alleen gesproken tekst bevatten. Lagere snelheden zijn minder geschikt voor muziekbestanden.
Samplefrequentie: Het aantal keren per seconde dat de golfvormen van de muziek digitaal worden vastgelegd. Hoe hoger de samplefrequentie is, hoe hoger de kwaliteit en hoe groter het bestand is. U voorkomt dat schijfruimte wordt verspild door een samplefrequentie te kiezen die niet hoger is dan de frequentie waarmee de muziek oorspronkelijk is opgeslagen. Aangezien de frequentie voor cd-kwaliteit 44,100 kHz is, heeft het bijvoorbeeld geen zin een hogere frequentie te kiezen als u muziek van een cd codeert. In het algemeen kunt u het best ‘Automatisch’ selecteren. Met deze instelling wordt de frequentie gebruikt waarmee de muziek oorspronkelijk is opgeslagen.
Kanalen: Als u geen stereoluidsprekers hebt of als de audiobestanden monauraal zijn, kiest u ‘Mono’ (monobestanden zijn ongeveer half zo groot als stereobestanden). Selecteer ‘Stereo’ of ‘Automatisch’ als u de muziekbestanden via een koptelefoon of op een stereo-installatie wilt beluisteren. Als u ‘Automatisch’ kiest, worden nummers in mono naar monobestanden en nummers in stereo naar stereobestanden geconverteerd.